
18
NL
Foutindicatie
Om u bij een eventueel optredende fout een onmiddellijke diagnose te geven, kunnen op
het display de volgende fouten via foutcodes worden vastgesteld.
Foutcode Fout
E 100 onderbreking temperatuursensor
E 101 kortsluiting temperatuursensor
E 211 onderbreking overtemperatuurbeveiliging
Bij elke foutmelding begint het waarschuwingssymbool op het display te knipperen,
zodat een foutmelding duidelijk herkenbaar is.
Andere mogelijke fouten zonder indicatie en hun oorzaken
Geen weergave op het display - geen achtergrondverlichting
Controleer de netaansluiting! Op alle 3 de fasen L1, L2, L3 moet 230 V AC beschikbaar zijn.
Controleer de zekeringen!
Controleer de veiligheid voor zwakstroom op de printplaat. Als reserve kan een zekering
van het type 100 mA/T worden gebruikt
Apparaatscha-
kelaar
= apparaat
ingescha-
keld
= apparaat
uitgescha-
keld
= licht inge-
schakeld
De apparaatschakelaar
Op de bovenkant van het besturingspaneel
vindt u de apparaatschakelaar. Met deze
schakelaar kunt u de elektronica in het
geval van een storing loskoppelen van het
net. Let erop dat door het gebruik van de
apparaatschakelaar alle instellingen naar
de fabrieksafstellingen worden gereset.
Ingeval van storing drukt u de apparaats-
chakelaar op het linkergedeelte van de wip
tot op het eerste arrêteerpunt (schakelaar-
stand 0). Het apparaat is nu geheel uitge-
schakeld.
Om het licht in de cabine in te schakelen,
als het apparaat uitgeschakeld is, drukt u
op het linkergedeelte van de wip tot op het
tweede arrêteerpunt (schakelaarstand II).
Om het apparaat weer bedrijfsklaar te
maken schakelt u terug naar de uitgangs-
positie (schakelaarstand I).
Comentarios a estos manuales